13. Op de stoel bij Butenboel

Wil je meer weten over de geïnterviewden? Vraag het ze gewoon een keer!

Op de stoel bij Butenboel…Koos

Op de stoel de boule attributen van Koos.

We worden warm welkom geheten door Koos met een kop koffie en koekje. Hond Pinky is wat doof geworden en merkt ons pas later op, maar reageert dan enthousiast op ons.

We beginnen het gesprek met de oprichting van de boulesclub. Koos kent nog veel namen, zo ook die van Jan, die Koos zo’n 25 jaar geleden bij de Jeu de Boulesclub heeft gehaald. “Mijn Dinie liep in de winkel. Ik zat toen in de VUT en na 5 jaar werd dat pensioen. Jan vroeg toen aan Dinie of ik geen zin had om bij de boulesclub te komen. Zodoende werd ik lid, al moest ik wel even over die drempel heen. Dinie was bang dat ik in een zwart gat zou vallen en dan ga ik in de stoel zitten. Ik ben een echte stoelzitter. Ze heeft me ook aan het schilderen gezet. Het hele huis heb ik geschilderd. Met het schilderen en boulen waren er tenminste weer een paar dagen gevuld.”

We duiken de historie van Koos in.

Koos is nu bijna 87 jaar en is geboren in Rotterdam. Hij heeft als 6-jarig kind het ‘vergeten bombardement’ van 1943 meegemaakt. “Gelukkig was er niemand thuis. Mijn vader kon niet naar huis komen, hij werkte aan de andere kant van de Maas. Overal was brand. Dat vergeet ik niet meer.” Hij heeft toen een poosje bij zijn oma gewoond, omdat zijn ouderlijk huis was beschadigd. Later kregen ze een huis in de Hockeystraat, compleet met douche. “Onze kat had zich verstopt in een keukenkastje en heeft het bombardement overleefd. Later is het beest naar alle waarschijnlijkheid opgegeten.”

Door huiselijke omstandigheden kwam Koos in Arnhem te wonen, samen met moeder, broertje en pleegvader. Als zogenaamd ‘bleekneusje’ heeft Koos een poosje in Groningen gewoond om aan te sterken na de oorlog. “De wc was een hokje in de tuin. Ik ben er later geweest, het stond er nog.”

Zijn werkzame leven was in Arnhem. Koos was opgeleid tot metaalbewerker(machinebankwerker bij Van Berkel) maar werkte op kantoor. “We maakten hardmetaal voor boortjes. Er werd voornamelijk voor Philips geproduceerd.”

Tussendoor is Koos in dienst geweest, bij de marine. Eerst de opleiding in Hilversum en Amsterdam, op het schip de Buffel. Later op de Karel Doorman in Rotterdam als machinist. Het was voornamelijk bewakingswerk. Koos zijn jongere broer kwam zes jaar later ook op hetzelfde schip als dienstplichtige.

Dinie kwam uit Holten, maar kwam een poos in Arnhem op kantoor werken en daar hebben Koos en Dinie elkaar leren kennen. De ouders van Dinie hadden een kruidenierswinkel in Holten. Koos en Dinie hebben een poosje bij hen ingewoond. “Daar is onze dochter Anneke, eerste van de drie kinderen, geboren.”

Via Albert Heyn Deventer heeft Koos zijn papieren voor het kruideniers vak gehaald, later solliciteerde Koos bij de Coöp en heeft enkele jaren een winkel geleid in Zwolle. Daar heeft hij nog een tijdje gewoond, 3-hoog, voordat hij naar Holten verhuisde en lange tijd bij Dikkers (later Coöp en nu Plus) werkte. “Ik heb daar diverse verbouwingen meegemaakt. We hadden beneden een kegelbaan. Daar gingen we na het werk met elkaar spelen”.

Weer even terug naar de Butenboel.

Koos heeft duidelijk gevoel voor de bal. Hij speelde in zijn jeugd volleybal, voetbal (niet op een club, maar met de jongens onder elkaar) en badminton.
“Ik heb veel geleerd van Ton, maar ook van Gerard, Rob en Dien. Dien is een echte Amsterdamse. Die kon haar ‘klepje’ wel opengooien haha. Gerard en zijn vrouw gingen in die tijd door het hele land wedstrijden spelen. Theo A en Gerard waren licentiespelers. Die gingen ook overal naar toe. Theo O was er in die tijd ook bij. Net als Anny en Martien. Lid van de NJBB zijn we nooit geworden. Die bonden zijn zo duur. Dat gaat niet met een kleine club. De kantine van Okia zat eerst aan de andere kant naast ons, op de plek waar nu dat trekgewicht staat. In het gebouwtje van nu zat ook een peuteropvang. Je vindt er in het aanrecht nog zo’n verdiept badje. Ook zitten de deurknoppen hoger en is de verwarming afgedekt met platen. Allemaal voor de veiligheid.”

Met een vergrootglas bekijkt Koos wat foto’s. Kijk, Jopie, de vrouw van Theo A, staat hier ook op! En Theo A zit naast haar. Mien zit daar ook en Alie, Jan, Arend, Jan en Heerengraven met zijn vrouw en Theo O.

Er speelde altijd van alles, ook romances. De één vond de ander leuk. Daar kon niet altijd over gepraat worden ha ha. Ook was er een heftige gebeurtenis. Iemand die op de club overleden is. Er is nog geprobeerd om te reanimeren, maar dat mocht niet baten. We konden van de politie nog ondersteuning krijgen. Ja, dat heeft indruk gemaakt.

Dit zijn ook leuke foto’s. Daar staan ze duidelijk op! Kijk ook naar dat bordje erachter: ‘Place de Pétanque’. Dat stond op de club. Daar had Ton voor gezorgd.

Rij achter: Theo O, Jan, Henk , Jan, Ton

Rij voor: Wim, Tonnie, Diny, Addy, Sam, Gerard

Rij achter: Sam, Joke, Theo O, Dien en ervoor Jan, Janna, Jan, Jan (voorzitter geweest), Tonnie Wim, voor Wim zit Johan, Mien, Ton, voor Ton en Mien staat Gerda

Rij voor: Arend, Diny, Henk (voorzitter geweest), Addy, Gerard

Midden: Achter Henk en Addy zit Alie

We bekijken wat oude foto’s. “Kijk dit zijn Rineke en Cor, die zitten bij ons. Daar met de pet, dat is Jan. En Marian, van Jan. En die vrouw, haar man kreeg toen een nieuw hart. Hij heeft daar nog een paar jaar mee geleefd. Ik weet nog dat hij vaak dorst had. Dan grapte hij dat hij vast het hart van een ober had gekregen! Daar staat Ab, die was keurmeester op het slachthuis. Zijn vrouw staat er naast. Hij heeft ook nog met mij samen ‘Tafeltje Dekje’ gereden. Daarnaast staat Anny. Die foto is toen bij de Biester gemaakt. Er was ook nog een Jaap. Die werkte bij de Shell.

Hier sta ik samen met Sam te barbecueën. Een hele leuke, vriendelijke vent.

En hier bouwen we een feestje. We hadden een eigen tent. Kijk maar, ik bouw hem op, zit er bovenin. Je ziet ook nog Jan en zijn vrouw. Hij zat er ook bij. Er waren veel Jannen. Toen interviewer Lucia (met man Jan) er bij kwam wel zes.”

Wij leren het spel nu ook van jou Koos!

“Dat komt omdat ik wel met de ballen kan omgaan. Ik weet wat een bal doet. Als je een bal loslaat moet die duim weg. Anders geef je daar een effect mee. Je kunt de bal wel wat remmen. En het lukt vooral als er nog geen ballen in de baan liggen. Iedereen wil altijd naar de but. Maar je kunt ook naar de bal van de tegenstander spelen. Als je die raakt heb je kans dat jij ligt. Dan wordt het die beroemde zijbal!

En de Butenboel? Ik vind het na al die jaren nog steeds een gezellige club!”

Op de stoel bij Butenboel……..één van onze oud-leden en mede oprichter: Dien

Op de stoel een paar belangrijke voorwerpen van Dien. Met het vergrootglas bestudeert zij uitgebreid de foto met oud-leden van Butenboel.

Vriendin Anny, die we al eerder geïnterviewd hebben, zit ook aan tafel. Samen met Dien komen zij op allerlei verhalen uit de Butenboel tijd. Ook dochter Loes is even aanwezig. Dien: “Je vader was er helemaal gek van, van het boulen”. Dien vertelt dat haar twee dochters in de buurt wonen. “Als ik op het balkon ga staan en ik roep heel hard, dan horen ze me! Ik heb ook een kleindochter en twee achterkleinkinderen.”

Dien is nu 91. Met veel plezier denkt zij terug aan de tijd dat zij speelde bij Jeu de Boulesclub Butenboel, die zij mede heeft opgericht. Dien komt oorspronkelijk uit Amsterdam, uit de Kinkerbuurt en heeft op de Overtoom op school gezeten. Het schilderij van de Singel met bloemenmarkt en de Munttoren in de verte is haar heel dierbaar.

Net als haar borduurwerk in kruissteek van de “Mozes en Aäronkerk” met ervoor het Waterlooplein. Dien vertelt graag over haar tijd in Amsterdam, toen zij nog werkte voor de Shell. Haar man Jan werkte ook bij de Shell.
De dames van de thuiszorg die bij haar thuis komen hangen aan haar lippen als zij verhalen over Amsterdam vertelt tijdens het koffie drinken, zo vertelde zij. Hele verhalen bv over tante Corrie in de gribusbuurt Kattenburg. Met interviewer Lucia, zelf Amsterdamse, ontstaat een enthousiast gesprek over de gezamenlijke roots. De vader van Lucia werkte daar ook voor Shell. Dien “Wat leuk, als we lang doorpraten zijn we nog zusters!”

Dien en haar man Jan zijn voor het eerst met jeu-de-boules in aanraking gekomen tijdens een vakantie in Frankrijk. Zij stonden te kijken bij een partijtje en één van de spelende mannen vroeg of Jan zin had om mee te doen. “Maar ik heb geen ballen” had Jan gezegd. O, die hadden ze wel voor hem te leen. “In Frankrijk hebben we voor het eerst gespeeld. Nou, we waren meteen verkocht!”
De volgende dag hebben we meteen zelf ballen gekocht. Zo’n grote bak. Er zaten er wel zes of acht in! Later hadden we van die echte ballen. Die zijn heel duur!”

“En hoor eens, Anny was de eerste vrouw in Holten die ik sprak, nadat we uit Den Helder hier kwamen wonen. We woonden toen in de caravan op de Haspel, moesten een maand overbruggen. Ik geloof dat het wel een half jaar is geworden.” Anny weet zich te herinneren dat de kinderen van Dien toen tieners waren. Dien: “Ja, jouw man hield ze wel in de gaten!!! Ook onze Lieke. En nu is ze al 58. Met Anny en Martien hebben we veel vakantiereizen gemaakt. Naar Noorwegen en Frankrijk. Ook naar Drenthe. De ballen gingen altijd mee! We hebben zoveel beleefd met elkaar. Oversteken met de boot, waarna jullie accu van de auto leeg was, Anny. En ’s avonds gingen we altijd kaarten. Het is zo leuk als je goede vrienden hebt!”

Dien, weet je nog leuke verhalen van de Butenboel?

“Ja, ze hadden een bak gemaakt bij gebouw Irene in Holten. Maar daar kon maar 1 mens boulen. Het was ook een poepbak geworden voor de honden. Ik heb ze nog nooit zien boulen daar. Toen kwamen Arend en Mien.  En Theo. Dat waren ook weer kennissen van ons. De dochter van Theo was weer een vriendin van Lieke. Met dit groepje hebben we de club opgericht in december 1998. We hebben het goed geregeld, bij de notaris. Vooral Theo heeft veel gedaan. Het zat goed in elkaar. In het begin was alles nog primitief: geen verlichting, geen overkapping. Ook waren er minder leden. Ik zorgde voor de administratie, was penningmeester en hield alles keurig bij. De kascontrole eens per jaar zorgde voor een gezellige avond en natuurlijk klopte alles keurig. Met Anny samen verzorgden we de koffie en thee in de pauzes. Die werd genuttigd in het gebouwtje van Okia.”

Voor het organiseren van feestjes draaiden Dien en Anny hun hand niet om. Ze hebben altijd veel plezier gehad. “Ja, dat deden wij hè Anny, inkopen doen en vooral de boel schoonmaken! Niet dat dat veel hielp hoor, de muizenkeutels lagen overal en als je de laden van de keuken open deed sprongen de muizen er uit. Maar organiseren deden we samen. Dat is niet handig met meer mensen. En die oude mensen kunnen zo zeuren!”

Anny: “We versierden ook met de Kerst. En één keer in het jaar ging de hele club uit eten, soms bij de Biester. Dien verzorgde de reservering. We gingen kijken bij het restaurant en natuurlijk wat afdingen. Het was altijd gezellig. Misschien een idee voor de toekomst?” Dien ”Ik ging het liefst naar de Biester, want ik vind Jan zo lief. Ik kreeg achteraf altijd de rekening en die ging ik dan narekenen. Het was altijd te weinig en dat vertelde ik hem dan. Toen zei Jan dat ik het maar zelf moest doen haha. Met Kerst kreeg je dan een kerststaaf van hem”.

Dien: “We hebben een keer voorbij Nijverdal gespeeld. Het was bij een bejaardenhuis in Lemelerveld. Weet je nog Anny? Bij Dalfsen hebben we ook gespeeld. Je kon daarna koffie drinken in de molen. Net als nu werd er toen ook al competitie gespeeld in clubverband en soms bij andere clubs, zoals bij NKC in Nijverdal. Daar was het altijd goed georganiseerd.”

Bij het zien van een paar foto’s komen er vele herinneringen boven. Samen met Anny kijkt ze er uitgebreid naar. Lang niet alle namen worden herinnerd. Wat wel nog goed onthouden is: de fijne, prettige sfeer.

“Kijk, daar op de foto zit Addy, nu tegen haar dochter Loes: dat is je schoonmoeder!” Ook herkent zij Diny. Vroeger was Diny haar buurvrouw. Dien vindt het zo erg dat zij al jong overleden is. “O ja, en dat is Jan, hij was veearts!” “Kijk Dien”, zegt Anny, “dit is ene Gerard. Weet jij daar nog iets van?” “Ja, die woonde in Nijverdal. Ah, ik zie hier Jan, die met Janna getrouwd is. En kijk Loes, daar, je vader! Jan staat er bij! Daar achter. Ik sta naast hem. Kijk, toen was ik nog jong en fruitig. En Jan, ik denk nog iedere dag aan hem. Wat mooi hè Loes! Dit is mooi, dit is zo mooi! En Anny, wie is dit dan? Zo’n aardige kerel.” Anny: “Ah dat is Sam! En Ton, wat was zijn achternaam? Dat weet Koos wel. Vraag hem maar” Dien: “Wat leuk dat jullie dit doen! Zo leuk. Ik was er vanaf het aller, allereerste begin bij. Net als Mien en Arend. Vroeger waren er leuke mannen bij hoor op de club!” Wij beamen dat dit nu nog steeds zo is. Dien: “Janna en Jan gingen met elkaar. Het is hartstikke leuk als mensen met elkaar gaan op die leeftijd.”

Dien kijkt weer naar de foto’s. “Er was ook nog een man lid, die we in Frankrijk ontmoet hebben. Hij zat in het leger. Koos kent hem misschien wel. Ja, Koos is mijn vriendje! Ach ja, hier zie ik Arend. Wat leuk is dit allemaal! Zouden ze de administratie van mij nog hebben? Daar staan alle namen in. En zoveel al overleden of in een bejaardenhuis. Nou daar krijgen ze mij niet in hoor! Ik vind het zo ontzettend leuk dat jullie dit doen. Ik was al zo veel vergeten. En nu zie ik mijn eigen man weer op de foto! En dat ontroert je.”

Wat heeft het meeste indruk gemaakt in de tijd van het boulen?

“Koos! Nee, haha, lekker buiten zijn. Met de mensen onder elkaar. En ik ouwehoer graag!!!. Was leuk altijd hè Anny!

Dien vraagt hoeveel leden er nu zijn. Als ze hoort dat het er rond de 40 zijn is ze blij verrast. En helemaal als we vertellen dat Koos ook nog speelt. “Toen ik 79 was ben ik geopereerd. Daarna kon ik helaas geen jeu-de-boules meer spelen. Ik heb toen alle spullen weggegeven. De bouleballen hebben nog lang in de schuur bij mijn dochter Loes gelegen, maar zijn uiteindelijk toch opgeruimd. Ze kunnen dus helaas niet meer aan de club gedoneerd worden.”

Dien kijkt met veel plezier terug op de tijd dat ze nog kon spelen. “Ik heb het altijd heerlijk gevonden. Echt waar! Als ik de baas over mijn lichaam was zou ik nog spelen. Het leven gaat niet altijd meer over rozen, maar je moet er zelf iets van maken. Trek je niets van een ander aan. Doe waar je zelf zin in hebt. En wat leven we nu toch in een mooie tijd, zo anders dan vroeger. Straks kan ik alles lezen op de tablet wat er nu gezegd is. Dat is toch fantastisch!”

Dien wenst de club alle voorspoed toe.

Op de stoel bij Butenboel……..één van onze oud-leden: Mien

Mien is geboren in januari 1929 en is dus al 95 jaar oud.
Ze woont nog geheel zelfstandig in Holten. Haar man Arend, inmiddels overleden, was een van de oprichters van onze Jeu de Boulesclub Butenboel. De kinderen zijn 64, 62 en 57 jaar. Ze heeft 6 kleinkinderen. In het dorp kun je haar tegenkomen, wanneer zij nog op de fiets haar boodschappen doet. Tijdens het interview klimt zij soepel op een stoel om uit een bovenkastje een kistje met boules te pakken.

Hebben jullie altijd in Holten gewoond?

“Vóór ik met Arend in Holten kwam wonen, woonden we 36 jaar in Enterveen (tussen Enter en Rijssen). Ons huis kreeg daar de naam ‘Kievitsdal’ omdat er zoveel kieviten zaten. Zo leuk om al die kieviten te horen wanneer je wakker werd! Ik zal het je laten zien”

Mien laat een schilderij zien van het mooie huis, dat gebouwd is op veengrond. Ook daar was, net als later bij de nieuwe boulebanen,  veel zand nodig om het huis te kunnen bouwen.
“We waren erg actief met allerlei werkzaamheden en clubjes, zoals voetbal en boerendans. De Boerendansgroep hebben we ook zelf opgericht. Bovendien moest het huis goed worden onderhouden, er was altijd wel wat te doen. Onze kinderen verzuchtten dan ook wel eens dat we ‘altijd aan het werk’ waren.
Er werd ook vakantie gevierd: met de vouwwagen twee weken naar Zuid-Frankrijk. Daar werd natuurlijk ook gebould. In Holten kwamen we aan de Larenseweg 92 te wonen, daar hebben we elf jaar gewoond. Ook daar was het altijd werken. De kinderen zeiden altijd: “Va en de kat, die bent altijd op pad. Moe en de poes, bient altijd in hoes”

Het was goed om naar wat ontspanning te zoeken. We gingen op een dag wat rond lopen en ontmoetten vier boulers op het parkeerterrein bij Okia. Dien en haar man Jan en nog een stel, maar ik weet niet meer wie. Misschien waren het Anny en Martien wel. Arend hupte op een morgen heel vroeg uit bed, om 5 uur. Ik vroeg “wat is er toch?!” “Ooo” zegt ie, “Nu heb ik het gevonden”! en doelde op de bouleplek bij Okia. Dat kan een club worden! Hij deed zijn trainingspak aan en ging direct kijken. Bij terugkomst om zeven uur zei hij: “Maar er moet heel wat aan gebeuren, dat heb ik al uit geprakkiseerd!”. Ik vroeg: “En wie moet dat gaan doen?” Arend: “Enkele mensen. Dat is altijd zo”

“Het waren daar natuurlijk allemaal hobbels omdat er steeds geparkeerd werd. Er was veel zand nodig om de kuilen op te vullen. Alles werd zelf aangelegd, eigenlijk hetzelfde als nu dus. Je had toen wel een afgraving waar je zand kon halen. Dat zou nu niet meer kunnen. Je moet alles bij de gemeente aanvragen. Theo heeft ook geholpen en Dien. Zij hoorden bij de oprichters. Daar kun je ook heen om navraag te doen. Theo kwam nog geregeld bij ons langs. Met zijn grote hond. Die lag dan rustig in de kamer. Het bouleterrein was heel eenvoudig. We hadden niets. Geen wc’s, geen keuken. Ik kan me niet herinneren of we in de kantine van Okia hebben gezeten.”

Mien heeft altijd met plezier en tot op hoge leeftijd gespeeld. Mien: “Ik vond het altijd heel gezellig!” Zij sloeg geen boulemiddag over, maar uiteindelijk stopte zij toch vanwege pijnlijke handen. 
Ze kijkt met plezier terug op de tijd dat ze nog kon spelen, maar verlangt niet meer terug. Ze hoopt voor de club dat we in de toekomst mooie banen terugkrijgen. Ze vindt het fijn dat het zo goed gaat met de club: begonnen met zo’n vier tot zes mensen tot nu ruim veertig leden.
Wat ze wél mist is de gezelligheid van de club, zeker in de pauzes. Het was pure ontspanning tijdens het drukke leven. Mien komt niet meer kijken omdat ze bang is heimwee naar die tijd te krijgen. Ze zal nog op zoek gaan naar oude foto’s, maar weet niet of die er nog zijn.

“Ik heb nog boules voor de club. Die mogen jullie meenemen. En van Arend heb ik nog een kistje met boules. Dat heeft hij zelf gemaakt. De buren lenen het altijd als ze op vakantie gaan.”

Waar Mien nu woont in haar appartement aan de Kolweg komen geregeld mensen langs fietsen die haar kennen van de club. Ze weet vaak niet meer wie het zijn, maar groet vriendelijk terug.

Op de stoel bij Butenboel…….. Anny

Warm welkom

Tijdens het warme welkom van Anny valt ons oog al snel op de prachtige, houten kunstwerken die overal in huis hangen. Ze zijn gemaakt door haar man Martien, die ook fervent bouler was en nog steeds lid is van onze boulesclub. Op de club hangt een van zijn werken.

Anny en Martien hebben elkaar leren kennen door de muziek van Martien. Hij reisde met zijn orkest rond in Nederland en zo zagen ze elkaar voor het eerst in de buurt van Weert. Zij hield nog even de boot af, maar hij zette door, maakte een afspraakje en zo zagen ze elkaar weer.
Ze hebben veel gereisd o.a. door Algerije en Afrika, samen met het orkest.

Recreatieoord de Haspel

Anny heeft wat foto’s op tafel neergelegd van recreatieoord de Haspel. Dit bedrijf heeft zij jarenlang samen met Martien gerund.

Ze vertelt: “Alle huisjes hadden sprookjesnamen: Mak, Mik, Piggelmee, Pinokkio, Bambi, Hans en Grietje, Tom Poes”.

Wanneer zijn jullie in Holten gekomen?

We zijn hier in Holten gekomen in 1973 en we hebben het park 18 jaar gedaan. Ons park was niet groot maar we draaiden een prima omzet, beter vaak dan grotere bedrijven om ons heen. Dit kwam omdat we er altijd zelf bij waren. Je moet er iets voor doen!  Elke dag iets organiseren. Op maandag klaverjassen, dinsdag kegelwedstrijden, woensdag dansen voor ouderen, donderdag een dropping, vrijdag midgetgolfwedstrijden en op zaterdag disco voor de jeugd. Ook van andere campings kwam de jeugd dan naar ons toe om mee te doen met midgetgolf en om mee te dansen. De jeugd vroeg dit netjes en wij vonden het natuurlijk goed dat zij kwamen.

Het liep altijd gesmeerd bij de Haspel. Tijdens het hoogseizoen gingen wij naar bed als de vogeltjes gingen fluiten. In de winter konden we weer rustig ons krantje lezen. In ons bedrijf kwamen de mensen altijd in de voorjaarsvakantie, in de grote vakantie, in de herfstvakantie. En vaak kwamen dezelfde mensen weer terug. Ze leerden elkaar bij ons kennen en zijn dan later verloofd en getrouwd. Er ligt een hele historie bij de Haspel. En dat heb je als het een familiecamping is.

Mijn man had een keer een knieongeluk op het terrein, in het najaar. Hij heeft toen een tijd in een rolstoel gezeten. De therapeuten waren verbaasd hoe fanatiek hij zijn oefeningen deed. Martien was zo gemotiveerd omdat het bedrijf hem aan het hart ging en hij met Pasen weer aan de slag wilde. Ik wou dat ze zo allemaal waren! Zo’n goede mentaliteit! Maar het is goed dat we gestopt zijn met werken. Je kon altijd wel door blijven gaan. Voor de Haspel had Martien ook al goed lopende ondernemingen in het zuiden van het land. Ik kom oorspronkelijk uit Limburg, Martien uit Brabant”.

Van recreatieoord de Haspel naar Jeu de Boulesclub Butenboel

Begon het jeu de boulen nadat jullie gestopt waren met het werk?

“Ja, dat klopt. Dien en Jan, waarmee we via de Haspel bevriend zijn geraakt, waren al eerder begonnen bij de Butenboel. Zij huurden een huisje bij ons, in afwachting van hun nieuwe huis in Holten. Hun dochters vonden het maar wat leuk om met de activiteiten mee te doen en te dansen. Martien is door Jan gaan houtsnijden. Hij maakt zulke mooie dingen. Mijn lievelingswerk is de Kruikendraagster. Ook heeft hij mijn pumps een keer nagemaakt.

Wat later vroegen Dien en Jan of het jeu de boulen niet iets voor ons was en zijn we met hen mee gegaan naar de boulesclub.

Ze speelden toen al op het terrein waar wij nu ook spelen. De gebouwtjes die nu bij de touwtrekkers staan waren toen nieuw. Er zat iets voor kinderen in. Ja, een consultatiebureau. In het gebouw dat nu de kantine is. Het was helemaal ingericht op de kinderen. Kinderbadjes om te wassen. Zij zijn ergens anders naartoe gegaan. De touwtrekkers hebben de ruimte toen gehuurd en maakten er een kantine van. Ze zaten er heel goedkoop. Martien en ik hebben het verschillende keren helemaal opgeschilderd. We hebben geholpen om het goed bij te houden.

Met Dien en Jan zijn we nog op vakantie geweest naar Noorwegen. We gingen veel op vakantie. We waren weken weg. Maar ja, je kon ook ’s winters spelen op de club. Al gingen we ook overwinteren in Spanje. We zijn overal geweest maar hebben het boulen toch altijd bijgehouden.

Toen wij 55 jaar getrouwd waren stonden de boulesballen verwerkt in de uitnodiging!

Gisteravond zat ik met Martien nog foto’s te kijken van de boulers van toen. Martien, zei ik, moet je zien hoeveel mensen er niet meer zijn. Er zijn er zo veel al overleden. Niet zo verwonderlijk want de leeftijd van de spelers was hoog.

Ik was van de week nog bij Mien. Zij is 95 jaar en is al overgrootmoeder. Het is nog maar kort geleden dat zij is gestopt bij de Butenboel. Mien was goed in het spel, legde de ballen er heel goed bij. Ze was ook een van de oprichters van de club”.

Heb je nog verhalen van de begintijd?

“Er was er eentje, Ton. Die was heel streng. Je moet goed oefenen zei hij, flink uithalen, van achteren af een goede zwaai maken. Die gaf dan ook wel eens een paar lesjes. In een rubberen band bijvoorbeeld de ballen gooien. Ik heb er wel van geleerd. Denk nog steeds aan ‘flink uithalen’.

We hebben vaak meegedaan aan grote toernooien, zoals dat in Nijverdal. Er kwamen over de 100 mensen en er waren veel banen. Ik heb daar een keer de eerste prijs gewonnen, een groot vleespakket! Het was een interessant toernooi, heel goed geregeld. Je hoefde niet bang te zijn dat je iets verkeerds deed, met wie of wat je moest spelen. Je hoefde maar te kijken op je briefje en dat  later weer in leveren.

We speelden in de regio competitie. In Dalfsen, Rijssen, Markelo. Daar hebben we allemaal aan meegedaan. Je speelde nooit met een vaste partner. Er werd geloot.

In Spanje hebben we ook veel gespeeld. Met Engelsen. Die doen het ook. Op het strand ofzo. Sommige campings hadden wel een jeu de boulesbaan.  Ook wel buiten de camping, op de boulevard. Het zat daar altijd helemaal vol met overwinteraars”.

Horeca ervaring kwam goed van pas

“Iets aparts of ruzie ofzo heb ik eigenlijk nooit meegemaakt. Het ging altijd gemoedelijk op de club. Altijd gezellig. Zelf heb ik ook altijd voor de koffie gezorgd. Dien heeft dat ook gedaan. Bijvoorbeeld als er een feestje was. We kochten dan alles in. Ik was dat wel gewend van de camping. Daar was het altijd hard werken. We hadden er ook een keuken bij. Daar heb ik heel wat horeca ervaring opgedaan, die ik later bij de Butenboel weer kon toepassen. In Utrecht heb ik nog het horecadiploma gehaald. Je kon dan ook sterke drank schenken. Je moest ook alles over wijnen weten! Mijn dochter verbaasde zich over al mijn wijnkennis. Ik kon zo de namen van wijnen en zelfs van port noemen! Bij de Butenboel ging het vooral om koffie en thee schenken. Dit werd na ons overgenomen door Janny en Jenny”.

We zien dat je lekker fanatiek bent in het spel, herken je dat?

“Ja, ik doe het ook graag en vooral als het goed gaat. Het ligt ook helemaal aan de partner met wie je speelt. Ik wou wel dat ik kon tireren zoals sommigen op de club! Soms moet je de partner opjutten. Het gebeurt ook dat je nonchalant gaat gooien als het samen niet zo loopt.

Ik ga natuurlijk wel bij de ballen kijken die gegooid zijn. Sommige ballen lijken op elkaar. Je moet dan goed kijken hoe het ligt. Ook naar wie er beter ligt. En dan bepalen wat er moet gebeuren. Niet iedereen speelt zo, maar ik vind het leuk om fanatiek te spelen. Als je je dag niet hebt dan lukt niets. Het zal dan wel tussen de oren zitten ha ha ”.

Ondanks haar hoge leeftijd speelt Anny nog steeds met verve! Het was niet voor niets dat zij tijdens de finale van het clubtoernooi genoteerd stond bij de eerste acht!

Op de stoel bij Butenboel…….. Theo

Bouler in hart en nieren

Theo is bouler in hart en nieren en hoort vanaf het eerste uur bij Jeu de Boulesclub Butenboel. Hij is de mede oprichter van de club.

Zodra we binnenkomen voor een interview beginnen zijn verhalen. Hij pakt enthousiast het boek ‘Pétanque Trainer’ er bij van Meep Poel. Meep is een maatje van Theo uit de tijd dat hij landelijk op hoog niveau competitie van de NJBB (Nederlandse Jeu de Boules Bond) speelde. Het boek gaat helemaal over trainen vertelt Theo. Over techniek, tactiek, mentale training.

Hoe ben jij aan het boulen geraakt?

Theo vertelt over zijn oudste dochter die in Frankrijk haar man Sebastien heeft gevonden en daar aan de Middellandse zeekust is blijven wonen. Sebastien leeft voor het boulen. Speelt in de ochtend, middag en avond. Hij heeft Theo meegenomen en sindsdien is ook Theo verslingerd geraakt aan dit spel.

Al voor 1997 speelde Theo recreatief Pétanque met een groepje van een man of twaalf bij het vroegere hockeyveld in Holten, achter bij de Molenbeltweg. In 1997 is hij met een aantal mensen hiervan naar de Tour de France gegaan in het departement Lot in Frankrijk. Hier ontstond het idee om in Holten een club op te richten.

In 1998 zijn ze bij de notaris geweest in Markelo en werd de akte opgemaakt. Arend de Wilde werd voorzitter, Dien Maljers de penningmeester en hij zelf de secretaris. Club Butenboel was een feit. Er speelden toen al zo’n 15 à 20 mensen mee. Van lieverlee kwamen er steeds meer leden.

De locatie is wel een keer of vier veranderd. Het eerste veld bij de Molenbeltweg vindt Theo het meest spectaculaire terrein wat hij in Holten heeft gezien. Het was een parkeerterrein met een interessante en gevarieerde onderlaag. Dit maakte het boulen heel interessant. Hij zou het een goed idee vinden om bij de verhuizing naar een nieuw terrein in 2025 te kiezen voor een aantal banen met grover grind. Je moet dan heel goed kijken naar de donnée (plek waar de boule neerkomt op de baan). Theo doet het ons voor. Hij beweegt heen en weer, kijkt in gedachten naar de donnée, beweegt zijn arm en richt met gesloten, uitgestrekte vingers zijn hand richting deze plek waar de boule moet neerkomen.

Heb je nog bijzondere dingen meegemaakt bij Butenboel?

Ja zegt Theo, we hadden op een gegeven moment ‘een manneke’ dat in het westen heel veel had gebould. Wat deed hij? Hij kwam hier en zei: “En nu ga ik jullie boulen leren!” “Ja?” zei iedereen. Hij kwam een half uur van tevoren om te trainen en verwachtte dit ook van de andere spelers. Dit begon met het losmaken van de spieren. Daarna kwam dan de oefening. Bijvoorbeeld dat elke boule voor een bepaalde lijn gegooid moest worden. Iedere bal erachter kostte je een gulden of iets dergelijks. En ja, dat deden de leden.

Is er vanaf het begin competitie gespeeld?

Ja, vertelt Theo, dit gebeurde vanaf het begin. Altijd op dezelfde manier als dat het nu gaat. Met loting en afhangen van de namen. Op vergaderingen is dit onderwerp regelmatig terug gekomen. Er waren altijd mensen die een andere manier voorstelden, maar die is er nooit door gekomen.

Wat doet het spelen van Pétanque met jou?

“Heel veel”. Theo benadrukt nog eens: “heel veel!” Het recreatieve element veranderde in het beoefenen van de sport Pétanque, in het willen weten van hoe het moet. Hij is toen in Almelo ook lid geworden van de Boulesclub. Hij heeft daar zo’n 25 jaar gespeeld.  Toen hij daar kwam werd gezegd: “hé nu hebben we een echte goede speler!” Hij werd toen steeds hoger geplaatst in de competitie, samen met zijn maatje, een Italiaan. Deze was wat schieten betreft kampioen van Nederland.  Zij speelden in een triplette (team van drie spelers) in het op een na hoogste niveau. Hun wens was om naar het hoogste niveau te gaan van de bond. En dat betekende trainen, trainen, trainen. Ze zijn toen geen kampioen van Nederland geworden, maar het scheelde niet veel. Hij speelde in die tijd ook bij Butenboel, maar het spelen in de hoofdklasse was anders. Niemand was bijvoorbeeld alleen maar plaatser.  Je moest alle drie kunnen plaatsen en schieten.

Theo kan zich nog herinneren: “Op een gegeven moment had ik de laatste boule. Als ik een bepaalde bal wegschoot hadden we zes punten. Maar dat is zo’n last die op je komt. En dan schiet je mis! Tja, als er te veel druk op je komt….”

Ze hadden in Almelo een goede trainer die veel oefende met de tactiek. Het was eigenlijk meer psychologie dan tactiek. Hij wilde proberen aan te leren om altijd kalm te blijven. Om na een gespeelde boule de tijd te nemen. Je hebt een minuut om de volgende bal te spelen!

Training

Theo is trainer geweest bij de NJBB. Ook bij Butenboel heeft hij een aantal keren training gegeven, maar al snel hield menigeen het voor gezien en wilde vooral een spelletje spelen. Theo vindt het jammer dat er weinig animo is voor de trainingen.
Het spelplezier moet uiteraard voorop staan, zegt hij, maar dat bereik je het beste door te trainen. Door meer techniek, tactiek en zeker ook mentale training gaat je spel erop vooruit en daarmee ook het plezier in spelen.
Theo pleit dan ook voor structurele trainingen.

Een team

Wanneer je boult, zegt Theo, ben je een team. Met elkaar overleggen hoort daar bij. Dat ziet hij tegenwoordig te weinig. Bij elkaar staan tijdens de wedstrijd, samen nadenken over de te nemen beslissingen, elkaar na afloop de hand schudden en feliciteren. Het hoort er allemaal bij! Theo refereert aan het boek Pétanque Speler, dat hij aan het begin van het interview liet zien. “Er zit zo veel in het spel! Heel veel! Heel veel!!”

Externe competitie

In het recente verleden werden er ‘Regio cup dagen’ georganiseerd.
In de omliggende plaatsen, zoals Markelo, Enter, Rijssen, Nijverdal werden er onderlinge competitiewedstrijden gehouden. Vaste koppels van de diverse clubs deden hieraan mee, waaronder ook Theo.
Helaas is hier door Covid-19 een einde aan gekomen.
En zo ook aan dit interview met Theo.

Bij het weggaan ontdekken we nog een mooie foto aan de muur die Theo gemaakt heeft: ‘Adonis met boules’. Het zegt wel iets over deze Boule Adonis Theo, die nog steeds met veel plezier langs komt bij de altijd gezellige Jeu de Boulesclub Butenboel!