Spelregels
- Vooraf aan het spelen worden de namen willekeurig opgehangen. Team A hangt links op het bord, begint en gebruikt de blauwe pijl op het scorebord. Team B gebruikt de rode pijl op het scorebord.
- Men legt de werpcirkel op de grond. Team A gooit het butje (houten doelballetje) vanuit de cirkel op een afstand tussen de 6 en 10 meter van de cirkelrand.
- Een speler van team A gooit onderhands en met beide voeten op de grond in de cirkel een boule zo dicht mogelijk bij het butje.
- Een speler van team B probeert nu zijn boule dichterbij het butje te werpen. De boule van team A mag hierbij worden weggeschoten of het butje mag met de boule verplaatst worden. Team B blijft proberen dichterbij te komen tot het gelukt is.
- Komt de boule van team B dichterbij dan is team A weer aan de beurt om dichterbij te komen. Men gaat hiermee door tot het gelukt is.
- Zo blijven de teams afwisselend werpen totdat één van de teams geen boules meer heeft. Vervolgens probeert het andere team de resterende boules ook dichter bij het butje te werpen dan de boules van de tegenpartij. Of ze proberen de dichtst bij het butje zijnde boule van de tegenpartij weg te schieten.
- Iedere boule die dichterbij het butje ligt dan de beste boule van de tegenpartij telt voor 1 punt.
- Het team dat de werpronde heeft gewonnen, werpt het butje opnieuw uit vanaf de plaats waar het butje ligt en plaatst de eerste boule.
- Een boule waar per ongeluk tegenaan gestoten wordt moet blijven liggen, tenzij deze gemarkeerd is.
- Wanneer het butje wordt uitgeschoten begint de mène overnieuw. Heeft de tegenpartij geen boules meer, dan krijgt het team dat geschoten heeft het aantal boules dat zij nog in handen hebben als punten.
- Per mène mag één donnée (plek waar het butje is neergekomen) dicht gemaakt worden, zodat voorkomen wordt dat de volgende bal op deze plek wegschiet.
- Het team dat als eerste 13 punten uit de diverse werprondes verzamelt, wint de partij.
In het hieronder afgebeelde voorbeeld heeft team A 2 punten gescoord. Twee van hun boules liggen dichterbij het butje dan de beste boule van team B.
Omgangsregels
- Voor het spel begint begroeten de spelers elkaar.
- De spelers uit één team overleggen met elkaar welke rol ze hebben: “pointeur”(plaatser) of “tireur” (degene die schiet). Bij een triplette wordt ook afgesproken wie de “milieu” is (middenman/vrouw).
- Het team bepaalt zelf wie het butje uitgooit, waarna de pointeur begint met gooien.
- Bij elke volgende worp voert het team overleg met elkaar wat verstandig is om te doen, plaatsen of schieten.
- Bij voorkeur staat het team bij elkaar op de hoogte van het butje, zodat goed te zien is hoe de ballen liggen.
- Wanneer er geschoten wordt staan alle spelers stil, zodat de tireur zich goed kan concentreren.
- Bij het meten kijkt uit elk team één persoon mee, zodat er voldoende ruimte is om te meten.
- Iedereen houdt voldoende afstand van het butje en van de ballen die geplaatst zijn, zodat zij niet kunnen verschuiven.
- Na afloop van het spel geven de teams elkaar een hand en zorgen er voor dat de cirkel wordt opgehangen en het scorebord weer op 0 staat.